Page 17 - brochure_haspengouw
P. 17

16
RICHTSNOEREN
Zijn er specifieke redenen waarom het gebouw op deze plek is gebouwd (nabijheid van een beek, reliëf, in de dorpskern omwille van een publieke functie,...)?
Als de huizengroep of straatwand een sterk beeld van eenheid en con- tinuïteit heeft en het pand in kwestie draagt bij tot die eenheid, moet er zorg voor gedragen worden dat bij ingrepen deze eenheid behouden blijft, of zelfs wordt versterkt.
Gebouwtype en architectuur
Gebouwtype
Is het gebouwtype herkenbaar en in een bepaald type in te delen (dorps- boerderij, daglonerswoning, burgerwoning, ...)? Is dit type karakteristiek voor de streek? In hoeverre zijn de kenmerken van dit type nog her- kenbaar? Welke elementen dragen bij tot dit type (gevelcompositie en raamverdeling, aantal bouwlagen, ornamenten, ...)? In hoeverre hebben elementen van dit type een eigen toets gekregen? Welke elementen zijn er aan toegevoegd? Wat kunnen de motieven geweest zijn voor deze aanpassingen?
Gemeenschappelijke stijlkenmerken voor bepaalde gebouwtypes, al zijn ze op verschillende manieren uitgewerkt en geëvolueerd, zijn een gevolg van de evolutie van een traditionele ontstaansvorm. Zij dragen bij tot de eenheid van de landelijke architectuur. De herkenbaarheid is één van hun betekenissen.
Volumes
Vormen het hoofdgebouw en de bijgebouwen een harmonisch ge- heel? Is er sprake van een massief volume, is het eerder een aaneen- schakeling van gebouwen of vormt het een geheel van losstaande volumes? Is er een rangorde in deze volumes? Is er af te lezen hoe de volumes in de loop van de tijd gewijzigd zijn?
Is er een binnenkoer en is deze omsloten? Zijn de gebouwen naar de straat gericht, naar de binnenkoer of naar het achtergebied? Heeft de binnenkoer een verblijfsfunctie, werkruimte of andere of fungeert ze eer- der als parkeer- of opslagruimte?
Gevelcompositie
Wat zegt de gevel over de functies die er achter liggen? Is hij eerder open of gesloten, of zelfs helemaal blind? En wat zegt dat over de relatie naar de straat?
Is de situering van de gevelopeningen louter functioneel, ramen daar waar ze nodig zijn of waar ze technisch mogelijk zijn (bijvoorbeeld in
vakwerkwoningen)? Of zijn ramen en deuren op esthetische basis op- gebouwd en geornamenteerd? Zijn er tekenen dat de gevelcompositie is gewijzigd, en is daar de reden voor te achterhalen?
Is de gevel eerder horizontaal opgebouwd, of overheerst de verticaliteit? Is er een opvallend ritme en heeft dit ook betekenis voor de rest van het straatbeeld? Valt de gevel door zijn compositie, kleur, textuur of orna- menten op tussen de naburige panden?
Leesbaarheid en expressie
Is aan de buitenkant van het gebouw af te lezen wat er zich binnen afspeelt? Is er een verband tussen vorm, constructie en functie? Is de constructievorm bepalend voor het uitzicht (bv. bij vakwerkconstructies)? Wat zijn de resterende uiterlijke kenmerken van de vroegere en hui- dige functie (bv. ambachten, herberg)? Wat zegt het gebouw over de vroegere en huidige sociale status van zijn bewoners? Is aan de in- deling van de binnenruimtes hun functie af te lezen (keuken, slaapka- mer, bergplaats, enz.)?
Betekenis van de vormgevende en constructieve elementen
Waarom zijn de verschillende onderdelen van het gebouw zoals ze zijn? Merk op hoe deze kunnen verschillen tussen hoofd- en bijgebouwen. Wat vertellen ze over de bewoners en hun geschiedenis?
Materialen
Zijn de materialen streekeigen of aangevoerd? Is het materiaalgebruik gebruikelijk voor het woningtype? Is de eventuele bepleistering origineel of later toegevoegd? Zijn de dakmaterialen origineel? Is de invulling van het vakwerk vervangen door baksteen of andere materialen?
Constructie-elementen
In hoeverre is de constructiemethode bepalend voor het uitzicht en de organisatie van het gebouw? Is de constructie typerend voor dit soort gebouwen in de streek? Zijn ze nog gaaf en oorspronkelijk? Zijn er tekens te vinden die wijzen op wijzigingen in de constructie? Bevat de constructie elementen, die haar zeldzaamheid of uitzonderlijke waarde verlenen?
Gevelopeningen
Dienden de ramen enkel om licht en lucht binnen te laten? Of zorgden zij ook voor een actieve relatie tussen het leven binnen en dat op straat? Of was hun vorm en afmeting eerder bepaald door de gevelcompositie? Zijn ze oorspronkelijk of het gevolg van latere wijzigingen? Zijn er sporen van eertijds dichtgemaakte openingen? Heeft de toegangsdeur altijd gestaan op de plaats waar zij nu staat? Wat drukt ze uit: gastvrijheid, privacy, beveiliging, status?
Ornamenten
Zijn de ornamenten structureel (gevelgeledingen, uitspringend metsel- werk, speklagen, sierbanden, hoeken in natuursteen, kroonlijsten,...), of losstaand (gevelkapelletje, tegeldecoratie, ....)? Getuigen zij van de fantasie van de bouwer of dienden zij om een bepaalde status af te stralen? Zijn ze origineel of later toegevoegd? Zijn ze bepalend voor het uitzicht van het geheel of eerder bescheiden of ondersteunend?
2.Cultureel-historische betekenis
Wat is de geschiedenis van het pand? Wanneer is het gebouwd? Wie waren de mensen die het gebouwd hebben? Welke wijzigingen of uit- breidingen zijn er in de loop van de tijd aangebracht?
Was het gebouw een gangbaar type in de tijd waarin het gebouwd werd? Hoe werd zich aan de maatschappelijke ontwikkelingen door de jaren heen aangepast?
Welke volumes en elementen zijn nog oorspronkelijk, en zijn deze nog herkenbaar? Welke ingrepen hebben de eigenheid aangetast? Draagt het gebouw specifieke elementen met een historische getuigefunctie (bijvoorbeeld vakwerkconstructie, merkwaardige gevelelementen, karak- teristieke raamtypes,...) ?
Zijn er in de streek nog andere gebouwen van dit type bewaard? Is het gebouw medebepalend voor het historische straatbeeld? Herbergde het gebouw specifieke functies die van betekenis waren voor het leven in het dorp (smidse, molen, herberg, ...)? Is de oorspronkelijke functie en de evolutie nog waarneembaar?
De gaafheid, de zeldzaamheid, de authenticiteit en de betekenis voor het straatbeeld zijn mede elementen die de erfgoedwaarde van een pand bepalen. Gebouwen waar deze criteria sterk aanwezig zijn, komen in aanmerking om als monument te worden beschermd. Maar ook al zijn ze in mindere mate aanwezig, bepalen ze mede de betekenis van het pand, en spelen ze een rol als getuige van de historische evolutie van het dorp.
3. Draagkracht
De vraagstelling over al deze elementen doet nadenken over de kwa- liteiten en de betekenissen van het gebouw en zijn onderdelen. Maak een lijst van alle markante elementen die kwaliteiten en betekenissen bij- brengen, en daardoor bijdragen tot de ziel van het gebouw. Op basis hiervan kan een rangorde van elementen worden opgesteld. Die rangorde geeft aan welke elementen zeker moeten worden behouden, versterkt of hersteld. Eerst en vooral zijn dat de elementen die essentieel zijn voor de beeldwaarde van het gebouw en zijn omgeving. Die elemen- ten zijn onontbeerlijk als mededrager van de identiteit van het gebouw, de straat, het dorp en de streek. Voorts zijn er de historische sporen, die blijvend getuigen zijn van de geschiedenis van het gebouw, het dorp en van de mensen die er leefden. Tenslotte zijn er de elementen die de betekenissen en de expressie van het gebouw zelf in zich dragen.
Uit deze waarden kan de draagkracht van het gebouw en de omgeving worden afgeleid: datgene wat het gebouw aan wijzigingen kan verdragen en zijn kwaliteiten voor de toekomst kan verzekeren, zonder dat zijn ziel wordt aangetast.


































































































   15   16   17   18   19